HYPERGLYCEMIE

Begripsbepaling: 

Er is sprake van een hyperglycemie bij een bloedsuikerwaarde >15
mmol / l. Het wel of niet optreden van klachten en het wel of niet corrigeren
van hyperglycemieën kan individueel verschillen. Klachten zijn moeheid,
slaperigheid, droge tong, vaak plassen, veel drinken.

Observaties en beschrijving situatie: 

Is cliënt aanspreekbaar?
Kan de cliënt nog slikken? Heeft cliënt een voedingssonde?
Wordt de suikerziekte behandeld met tabletten of insuline?
Wanneer is voor het laatst insuline of medicatie gebruikt / gegeven?
Is cliënt ziek; koorts, braken, diarree, infecties?
Heeft cliënt wel / niet gegeten of iets extra’s gehad en wanneer voor het laatst?
Zijn er door de arts afspraken (bijspuitschema) gemaakt met betrekking tot de behandeling van hyperglycemieën?
Heeft cliënt veel dorst en / of moet cliënt vaak plassen?

Triagecriteria

Spoed
niet of verminderd aanspreekbaar
verward of suf
Dringend
bij bloedsuikerwaarde > 20 mmol tenzij hier andere afspraken over gemaakt zijn
braken en / of diarree
koorts
Routine
ontregeling bloedsuikers

Controles en acties: 

Meet bloeddruk, pols, temperatuur en bloedsuiker.
Cliënt insuline geven volgens bijspuitschema. Indien niet aanwezig overleg met PVK  / ANWhoofd.
Bij bloedsuikerglucose >15 mmol / l < 20 mmol maar geen klachten volgende dag naar arts verwijzen.
Bloedsuikerwaarde > 15 mmol / l veel water laten drinken.
In overleg met PVK  / ANW hoofd iedere 2 uur bloedsuikercontrole en zo nodig bijspuiten.
Overleg met PVK  / ANW hoofd indien na 4 en 6 uur de bloedsuiker niet wil zakken.