Begripsbepaling:
Een shock is een levensbedreigende toestand waarbij de druk in de bloedvaten te laag is om de vitale lichaamsfuncties in stand te houden.
Een shock kan ontstaan door ernstig bloedverlies, door hartfalen, door een bacteriële infectie (sepsis) of door een allergische reactie (anafylactischeshock). In alle gevallen is het zo dat er óf te weinig bloed circuleert (bloedverlies, hartfalen) óf de druk te laag is doordat de vaten uitzetten
(infectie, allergie).
Observaties en beschrijving situatie:
Is cliënt bij bewustzijn of verward?
Heeft cliënt koorts?
Heeft cliënt ernstig bloedverlies?
Hoe is het verloop geweest naar huidige situatie?
Is cliënt allergisch?
Welke medicijnen gebruikt cliënt en zijn er recent wijzigingen geweest?
Is er sprake van alcohol en / of medicatie en / of drugsgebruik?
Is er sprake van een trauma?
Welke beleidsafspraken zijn er gemaakt?
Triagecriteria
bij alle cliënten met shockverschijnselen / shock (lage bloeddruk, hoge pols) |
bij palliatief beleid indien cliënt toenemend onrustig wordt en/of oncomfortabel is |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
Controles en acties:
PVK / ANWhoofd waarschuwen!
Meet bloeddruk, pols, temperatuur en ademfrequentie.
Blijf bij cliënt en waarschuw collega’s.
Cliënt laten liggen bij voorkeur met het hoofd zo laag mogelijk (bloedvoorziening hersenen ondersteunen dus voeteneinde bed omhoog).
Dek cliënt toe met een deken om warmte bij zich te kunnen houden.
Blijf tegen cliënt praten om bewustzijn te stimuleren.
Indien cliënt bewustzijn verliest in stabiele zijligging leggen.
Bij verslechtering alle controles herhalen.
Wacht tot hulp aanwezig is (ambulance en / of arts).