Verdenking urineweginfectie

Begripsbepaling: 

Urineweginfecties worden onderverdeeld in ongecompliceerde en gecompliceerde urineweginfecties. In het eerste geval heeft de cliënt in principe een normale afweer en normale urinewegen. Bij gecompliceerde urineweginfecties heeft de cliënt functionele of anatomische afwijkingen aan de urinewegen en/of er zijn andere oorzaken van verminderde weerstand, zoals diabetes mellitus en stoornissen van het immuunapparaat. Het brede scala van symptomen kan variëren van frequente lozingsdrang, pijnlijke lozing, buikpijn, koorts, flankpijn, algehele malaise en tot zelfs levensbedreigende sepsis. De symptomen zijn verder afhankelijk van de leeftijd van de cliënt: Bij ouderen kan verwardheid, koorts en incontinentie (retentie) optreden.

Vragen: 

Hoe ziek is de cliënt? (rillingen, algemeen ziek zijn of zijn er atypische klachten zoals buikpijn, misselijkheid, onrust, verwardheid)
Heeft cliënt pijnlijke of branderige mictie, toegenomen mictiefrequentie, loze aandrang, hematurie?
Is incontinentie ontstaan of reeds bestaande incontinentie toegenomen?
Geeft cliënt pijn in de rug, flank, perineum of onderbuik aan?
Heeft cliënt eerder episodes met vergelijkbare klachten gehad?
Wat is de bloeddruk, pols, temperatuur?
Hoe is de normale vocht-voedingintake?
Heeft cliënt een (suprapubische) katheter? Zijn hier problemen mee op dit moment? Wanneer voor het laatst gewisseld?
Wat is de medische voorgeschiedenis en comorbiditeit? (diabetes mellitus, recidiverende urineweginfecties, nier- en/of urinewegziekten)
Welke medicijnen gebruikt cliënt? (antibiotica gestart of gestopt)
Wat zijn de afspraken voor medische behandeling?

Triagecriteria

Spoed
koude rillingen, hoge koorts en snelle pols
koliekpijn onder in de rug
delier, verwardheid
Dringend
cliënt is ziek of plotseling verward en heeft typische of atypische klachten die kunnen wijzen op een urineweginfectie
Routine
specifieke of aspecifieke klachten waarbij een urineweginfectie moet worden uitgesloten

Advies: 

Controle temperatuur
Veel drinken: streven naar 2 liter per dag.
Vochtintakelijst bijhouden.
Bij diabetes mellitus bloedsuikercontrole.
Bij katheter controle doorgankelijkheid en datum wissel.
Bij verwardheid: bladderscan; urineretentie > 200 ml éenmalig katheteriseren.
Urine opvangen voor strippen. Indien pos. leuco’s en nitriet overleg arts over antibiotica. Indien mogelijk DGB inzetten (gevoeligheidsbepaling). Bij CAD of suprapubische katheter urine opvangen uit de slang en in overleg met arts inzenden voor kweek. Urinestrippen heeft geen zin bij katheter.
Na starten antibiotica bij aanwezigheid van katheter volgende dag katheter wisselen.