Veranderd gedrag

Begripsbepaling: 

Veranderd gedrag is gedrag dat afwijkend is van iemands normale gedrag. De term dekt een scala aan toestanden die het gevolg kunnen zijn van plotseling optreden van fluctuerende verstoringen van bewustzijn, aandacht, waarneming, geheugen, oriëntatievermogen, denken, slaapwaakritme en psychomotorisch gedrag.

Vragen: 

Wat voor gedrag vertoont cliënt?
Is bewustzijn verlaagd? Zie protocol wegraking en/of verdenking delier.
Hoe en wanneer is het begonnen en hoe is het verloop? (acuut, langzaam, gevolgd na een gebeurtenis)
Wat is de bloeddruk, pols en temperatuur?
Heeft cliënt een psychiatrische voorgeschiedenis?
Heeft cliënt diabetes mellitus? Zo ja, wat is de bloedsuikerwaarde?
Heeft cliënt mictieproblemen? (CAD, UWI, anurie)
Heeft cliënt defecatieproblemen? (obstipatie, diarree, buikklachten)
Heeft cliënt een dementieel syndroom?
Is er sprake van hallucinaties/wanen/angst?
Is cliënt agressief, dreigend naar anderen of zichzelf toe?
Heeft cliënt pijn of andere klachten?
Welke medicatie gebruikt cliënt? Zijn er wijzigingen geweest?
Hoe is de vocht- en voedingsintake? (dehydratie)
Heeft cliënt alcohol en/of drugs/medicijnen gebruikt?
Wat is er tot nu toe geprobeerd om het gedrag te beïnvloeden?

Triagecriteria

Spoed
ademnood, bewustzijndaling of shock
gewelddadig of bedreigend gedrag
suïcidaliteit of uitingen hiervan
niet te couperen agressie
overdosis drugs of intoxicatie medicijnen
bij niet-corrigeerbare hypoglycemie
Dringend
onrust en verwardheid die nooit eerder is gesignaleerd
onrust en verwardheid die na interventie blijft bestaan
onoplosbare katheterproblemen
toenemende pijnklachten, ziek zijn
wanen en hallucinaties (achterdocht), angst
Routine
n.v.t.

Advies: 

Neem beschermende maatregelen voor (mede)cliënt(en) en/of personeel indien er sprake is van acute dreiging.
Bepaal bij cliënten met diabetes mellitus de bloedsuikerwaarde.
Om urineweginfectie uit te sluiten: urine opvangen en strippen.
Beoordeel buik op mogelijke obstipatieklachten (bol, def.lijst, evt. rectaal toucher) of blaasretentie (bladderscan of katheteriseren).
Controleer of de juiste medicatie, op het juiste tijdstip en juiste dosis is gegeven.
Controleer huidturgor en slijmvliezen en mictie/defpatroon (dehydratie?)
Bekijk of een specifieke benadering eerder succesvol is gebleken.
Pas een belevingsgerichte benadering toe in een rustige prikkelarme omgeving; laat eventueel een ‘vreemd gezicht’ de cliënt benaderen of specifiek een man of vrouw.
Bij verdenking delier vul DOS-lijst in (Delier Observation Scale).