Handleiding Triage voor verzorgenden en algemeen verpleegkundigen

Hoe werken de triageprotocollen? Begripsbepaling: legt kort uit wat bedoeld wordt met de titel van het protocol Observaties en beschrijving situatie: Geven aan welke informatie je nodig hebt om het probleem in kaart te brengen. Controles en acties: geven aan wat je moet doen. Hier kan ook verwezen worden naar algemene protocollen die gebruikt worden bij Cordaan. Voor externe gebruikers van dit triageboekje geldt het gebruik van protocollen geldend binnen de eigen organisatie (indien aanwezig). Triagecriteria: geven aan op welk moment overlegd moet worden
  • Spoed = direct bellen
  • Dringend = binnen 1 uur
  • Routine = volgende dag consult arts of eerstvolgende artsenvisite
Wat heb je nodig wanneer je de verpleegkundige belt? Zorgdossier + medicatiedeellijst Wat moet je doorgeven aan de verpleegkundige?
  1. Personalia; naam, geboortedatum; locatie; reden van opname.
  2. Probleem voorleggen; reden waarom je op dit moment belt.
  3. Vitale parameters; Bloeddruk; altijd in vergelijking met eerdere metingen zeker bij ouderen. Pols; regulair, irregulair (ritmestoornissen). Temperatuur; hoe gemeten. Ademfrequentie; frequentie per minuut indien gevraagd in protocol.
  4. Beleidsafspraken; wat is met cliƫnt en / of familie afgesproken over medische behandelingen?
  5. Vraagstelling formuleren: Wat verwacht je van de verpleegkundige? Wat is eventueel je voorstel? Wat wil je dat de verpleegkundige doet?
Rapportage: Naast het uitvoeren van een goede triage is goede rapportage een onmisbaar onderdeel van verantwoorde zorg. Hierin moet terug te vinden zijn welke observaties er gedaan zijn, welke acties (zelf) zijn ondernomen (of in opdracht van verpleegkundige of arts) en welke effecten deze acties hebben gehad.
  1. Goede rapportage begint met het noteren van: datum + tijd + naam verzorgende.
  2. Goede rapportage is inzichtelijk, gestructureerd en probleemgericht.